Kiekje
 
 
 
afbeelding afbeelding
«  Aflevering 177: Over trage Chinezen en levende planeten  »
 
Manon is voor het eerst bij Mark thuis en bewondert de foto’s van Mars. Mark vertelt over het mogelijke leven op de planeet. Hij is in Zweden geweest voor de begrafenis van Vera, die heeft men kunnen identificeren in Thailand. Van Guus nog steeds geen enkel spoor.

“Jeetje, jij hebt echt een heel andere smaak dan Guus.” Manon kijkt verbaasd rond in de zakelijke woonkamer van Mark. Waar bij Guus de zware, antieke meubels domineerden, is bij Mark alles licht, strak en functioneel ingericht. Lichtgrijze tinten domineren de woonkamer en in plaats van de donkere schilderijen in zware, vergulde lijsten waarmee Guus zich omringde, hangen er kleurige foto’s in aluminiumlijsten aan de muur.
“Ben je hier nog nooit geweest?” Vraagt Mark verbaasd.
“Nooit. Guus heeft me wel eens over je huis verteld. Hij zei dat hij niet kon begrijpen dat jij in een kantoor wilt wonen.”
“Typisch iets voor hem.” Mark grijnst. “En ik kan niet begrijpen waarom hij zich omringde met al die dode, oude meubelstukken. Maar misschien dat ik straks toch wat dingetjes uit zijn appartement mee neem. Voorlopig laten we het echter nog intact want mijn moeder heeft nog steeds de hoop dat hij nog terug komt. Ik geloof er niet meer in, hoor.”
“Heb je verder nog iets gehoord?” Manon kijkt hem onzeker aan.
“Vera is gevonden. Maar dat heb je vast al van Go gehoord.”
“Nee!” Manon kijkt hem verrast aan. “Daar heeft Go me niks over gezegd! Hoe en waar?”
“Ze is dood. Ze hebben haar kunnen identificeren. Je begrijpt dat we toen weer heel even hoop hadden dat Guus ook gevonden was, maar dat was niet zo. Er worden nog steeds vijftien Nederlanders vermist, waarvan Guus er dus een is.”
“Het blijft natuurlijk een mixed blessing.” Manon gaat op de donkere bank zitten en streelt de prachtige grijze kat die haar met met zijn lichtgroene ogen aandachtig aankijkt. “Als hij geïdentificeerd wordt weet je zeker dat hij dood is. Nu kun je nog hopen dat hij ergens gezond en wel rond loopt.”
“Dan zou hij toch wel contact opnemen?”
“Hij zou geheugenverlies kunnen hebben. Dat hoor je toch wel eens?”
“Kom op, Manon.” Mark gaat op de leuning naast haar zitten. Ze ruikt zijn kruidige aftershave. “Je lijkt mijn moeder wel. Trouwens, als er nu ergens een westerling opduikt die zijn naam niet weet en geen papieren heeft, gaan ze heus wel onderzoeken of hij niet een van de tsnuami-slachtoffers is.”
“Toch is het niet helemaal onmogelijk.” Houdt Manon vol. “En misschien wordt hij anders alsnog geïdentificeerd. Ze hebben Vera toch ook uiteindelijk gevonden.”
“Die kans is niet zo groot meer. Tot nu toe konden uiterlijke kenmerken zoals vingerafdrukken en gebitsgegevens gebruikt worden voor identificatie, maar dat is nu door de ontbinding van de lichamen bijna onmogelijk geworden. De enige mogelijkheid is om op basis van DNA te identificeren, maar de Chinezen, die van de Thaise regering de opdracht hebben gekregen voor het identificatieproces, zijn daar niet goed voor uitgerust en ze zijn heel traag.”
“Waarom halen ze er dan geen andere deskundigen bij?”
“Geen idee. Het is zo moeilijk om informatie te krijgen.” Mark haalt zijn schouders op. “Ik ben in Zweden geweest voor de begrafenis van Vera. Heel verdrietig.”
“Hoe gaat het met Pia?”
“Die is helemaal ingestort. Zij had, net als mijn moeder, en jij trouwens ook...” hij kijkt haar verwijtend aan, “nog de hoop had dat Guus en haar zusje samen ergens een nieuw leven waren begonnen of zo maar die hoop is nu natuurlijk vervlogen.”
Manon knikt. “En jij en Pia?”
“Ik weet het niet.” Mark knijpt zijn lippen op elkaar en Manon ziet dat hij zijn vuisten balt. Ze vraagt niet verder. Ze loopt naar een van de foto’s waarop een soort maanlandschap te zien is. “Wat prachtig. Is dat de maan?”
“Mars.” Mark komt naast haar staan en kijkt verliefd naar de foto. “Mijn lievelingsplaneet. Er is pas weer een ijsvlakte gevonden ter grootte van de Noordzee.”
“Hoe weten ze dat?”
“Door foto’s die de Mars Express heeft gemaakt.”
“Kun je dat vanaf een foto zien?” Manon strijkt met haar vinger over het glas.
“Die foto’s bevestigen meer ons vermoeden. Op basis van eerdere gegevens die we verzameld hebben kunnen we nu vrijwel zeker vast stellen dat het hier om pakijs gaat van zo’n tientallen kilometers dik. De Amerikanen dachten dat het gestolde lava was, maar dat extreme gladde oppervlak,” hij wijst op een organische vorm midden op de foto, “lijkt meer op een bevroren watervlakte. Dat is niet zo vreemd want er is al eerder ijs aangetroffen op Mars, rond de polen. Wel bijzonder is dat het pas gevonden pakijs rond de evenaar ligt. Dat het niet gesmolten is komt waarschijnlijk doordat het bedekt is met een laag stof en as. Maar het blijft allemaal theorie. Om er echt zeker van te zijn moeten we meer onderzoek doen. In mei wordt er een radar in werking gesteld die onder de permafrost kan kijken.”
“Permafrost?” Manon kijkt hem vragend aan.
“Dat is het stukje grond onder het bodemoppervlak wat nooit helemaal ontdooit. Bij ons is het zo’n beetje twintig procent van het aardoppervlak.”
“Dus het lijkt een beetje op de aarde?”
“Een beetje wel, ja. Er zijn ook sporen van rivieren aangetroffen.”
“En hebben ze nou al kunnen vaststellen of de Marsmannetjes bestaan?”
“Marsmannetjes niet.” Mark lacht. “Maar het wordt wel steeds aannemelijker geacht dat er ooit leven op Mars is geweest. Een aantal van mijn collega’s denkt trouwens nog steeds dat er leven is. Maar dan moet je niet aan mannetjes denken, maar meer aan bacteriën.”
“Jammer. Marsmannetjes spreken toch meer tot de verbeelding dan bacteriën.” Manon lacht. “Hoe weten ze dat nou?”
“Er is vastgesteld dat er formaldehyde en methaangassen op Mars voorkomen en met name de methaangassen zouden op leven kunnen duiden. Het zou ook verklaard kunnen worden door vulkanische activiteit, maar dat hebben we nog niet kunnen waarnemen.” Mark wendt zich af van de foto. “Maar genoeg over buitenaardse werelden nu. Laten we het eens over Guus’ herdenkingsmonument hebben. Heb je gisteren trouwens de herdenking van de slachtoffers van de treinaanslag in Madrid gezien?”
“Nee.” Manon schudt haar hoofd.
“Dat was heel indrukwekkend. Met kerkklokken, kaarsen en een plek waar mensen herinneringen aan de slachtoffers op de muur kunnen schrijven. Veel handafdrukken trouwens.”
“Het is wel een beetje anders.” Zegt Manon voorzichtig. “Ze pakt haar tas. “Ik heb wat schetsen.”
“Als je die nu daar neerlegt,” Mark wijst op de tafel, “dan haal ik de thee. Die zal nu wel getrokken zijn.”
Manon legt de schetsen op tafel. Enigszins nerveus ordent en herordent ze de vellen papier en legt er een paar printjes op.
“Een echte presentatie.” Mark zet het dienblad voorzichtig naast de schetsen. “Vertel.”
“Om te beginnen ben ik uitgegaan van het kappelletje waar je me over vertelde.” Manon pakt een foto van een klein, vrij strak gebouwtje dat tussen verschillende graven staat.
“Mijn vader heeft het gekocht.” Mark pakt de foto aan. “Die ligt er al weer 15 jaar.” Mijmert hij. “Mijn moeder komt daar ook nog te liggen, maar hopelijk duurt dat nog even.”
“Maar het gaat nu even om Guus.” Manon trekt de foto weer uit zijn hand. “Het graf van je vader ligt links in dat gebouwtje en voor je moeder is er een plekje rechts gereserveerd.”
“Mijn moeder wil dat ik er ook kom te liggen.” Zegt Mark. “Maar ik weet niet of ik dat wel wil. Ik herinner me een familiegraf, waarop een grafsteen stond waarop vier namen gegraveerd waren. Vader was duidelijk al dood, van hem stond de geboortedatum en de sterfdatum erop. Van moeder en de twee kinderen stond alleen de geboortedatum en een streepje. In afwachting van.”
“Jakkie, wat dwingend.” Manon vertrekt haar gezicht. “Misschien willen die kinderen wel helemaal niet bij hun ouders liggen, misschien willen die straks wel bij hun eigen geliefde liggen. Door hun namen al in die steen te laten graveren kunnen ze bijna niet meer anders.”
“Daar zou ik me niets van aantrekken.”
“Wilde Guus begraven of gecremeerd worden?”
“Ik heb geen idee.” Mark haalt zijn schouders op. “Daar hebben we het nooit over gehad. Maar dat is nu niet meer zo relevant, nu hij verdwenen is.”
“In het midden is in ieder geval genoeg ruimte zijn monument.” Manon pakt een schets. “Gelukkig is het een vrij hoge ruimte want ik wil iets met projectie gaan doen en water.”
Mark fronst zijn wenkbrauwen. “Niet iets tastbaars? Iets van steen of zo?”
“Je wilde toch juist iets wat niet zo traditioneel is?”
“Ja, maar projectie...”
“Mark!” Manon kijkt hem verwijtend aan. “Je bent astronoom. Je houdt je bezig met leven op Mars en zo. Je bent op de hoogte van de nieuwste technieken! Bovendien heb je mij gevraagd om iets te maken en je weet dat ik niet in steen loop te hakken. Luister nou eerst eens even.”
“Okay.” Mark kijkt haar enigszins bedremmeld aan.
Manon legt haar idee verder uit. Ze vertelt over de zee, de vluchtigheid van het leven en vervagende herinneringen. Als ze uitgesproken is kijkt ze hem afwachtend aan.
“Mooi.” Mark knikt bedachtzaam. “Het is dat ik iets heel anders in mijn hoofd had, blijkbaar heb je toch een vast idee bij een monument. Ik moet gewoon even omschakelen.”
“Dat snap ik.”
“Even praktisch: hoe zit het met de elektriciteit?”
“Dat heb ik al aan de beheerder van de begraafplaats gevraagd. Dat is geen enkel probleem.” Manon pakt een paar notitievelletjes die aan een schets geniet zitten. “Alleen de aanleg kost wel wat, en dan betaal je nog een bedrag per maand, maar dat is maar iets van 5 euro of zo, als we het aanleggen met een bewegingssensor. Maar dat zijn allemaal details die we later nog kunnen uitwerken. Eerst wilde ik weten of dit iets is waar ik mee verder kan.”
“Ik denk van wel.” Mark’s ogen stralen nu enthousiast. “Ik moet het natuurlijk wel met mijn moeder overleggen.”

Gepubliceerd: 12-03-07. Vond plaats op: 12-03-05. Tags:  aardbeving ; astronomie ; natuurgeweld ; ruimtevaart ;