Kiekje
 
 
 
afbeelding afbeelding
«  Aflevering 184: Over conservatieve pantserpausen en rigoureuze donordumps  »
 
Manon is met Fadona in een zaakje met tweedehands kantoormeubelen en ze raken in gesprek met de verkoopster over de nieuwe paus. Het vrouwtje vertelt over haar zoon die het niet lang meer zal maken omdat zijn nieren niet meer werken. Manon maakt zich kwaad over het feit dat de regering de verplichte donorregistratie heeft verworpen.

“Ik wil er nog even over nadenken.” Manon kijkt aarzelend van de bureaustoel naar het schriele, oude vrouwtje. “Het is wel weer een smak geld.”
“Maar dan heeft u ook iets bijzonders.” Zegt het vrouwtje, ze strijkt even met haar hand over het bedrijfslogo dat op haar rode hes gedrukt is. “Echt een hele goede stoel.”
“Hij is toch wel nieuw, hè?” Manon gaat voor de zoveelste keer op de stoel zitten en kijkt het overvolle, met tweedehands kantoormeubelen gevulde winkeltje rond.
“Deze wel. U kunt ook zelf de stof .....” Het vrouwtje stopt en krijgt een enorme hoestbui.
“Gaat het?” Vraagt Fadona bezorgd als het hoesten stopt.
“Het is het weer, mevrouw.” Het vrouwtje is spierwit en hijgt als een hoogbejaarde geit. “Ik heb een ernstige hartkwaal en die speelt altijd op als het weer zo veranderlijk is. Maar je leert er mee leven, het is alleen niet makkelijk met een eigen zaak.”
“Dat zal best.”
“Ik sta er ook meestal alleen voor. Mijn man is altijd zo druk met inkopen. Als u eens wist hoeveel tweedehands meubelen hier langs komen.”
Manon en Fadona zwijgen.
“Maar dat is allemaal zo erg niet. Weet u wat wel erg is?” Het vrouwtje veegt met een zakdoek langs haar voorhoofd en kijkt hen met een treurige blik aan vanachter haar dikke brillenglazen. “Mijn zoon is bijna dood. Hij heeft nog maar een nier die het nog maar een klein beetje doet. Hij staat al jaren op de wachtlijst voor een donornier, maar dat schiet niet op. En het zal er niet veel beter op worden nu met dat donorgedoe in Den Haag.” Ze krijgt weer een enorme hoestbui en waggelt naar achteren. Ze wijst naar de deur met het bordje privé ten teken dat ze zich even wil afzonderen.
“Wat een triestigheid.” Manon zucht. “Ik begrijp niet waarom ze nou niet vòòr gekozen hebben met dat verplichte donorschap.”
“Omdat de staat dan zeggenschap krijgt over een zeer persoonlijke aangelegenheid.” Zegt Fadona.
“Dat is toch onzin, Fadoon! Je houdt altijd zeggenschap over je eigen lichaam. Je kunt toch altijd nog aangeven dat je geen donor wilt zijn?”
“Ik ben het helemaal met je eens, maar ik geef alleen maar aan waarom ze tegen hebben gestemd.” Fadona gaat op een van de bureautafels zitten. “Hoogervorst wil nu een soort puntensysteem gaan invoeren. Een beloning voor het donorschap. Als je je opgeeft als donor, kun je punten sparen. Daarmee krijg je voorrang als je zelf een orgaan nodig hebt.”
“Op zich niet zo gek.”
“Ik weet het niet. Ik vraag me af of dat gaat werken, want er kleven nogal wat bezwaren aan.”
“Zoals?” Manon trekt aan een handle onder haar stoel en schrikt als de zitting naar voren klapt.
“Je krijgt discriminatie in de zorg. De homo’s zijn bijvoorbeeld boos omdat ze ontmoedigd worden zich te melden als orgaandonor omdat ze een verhoogd risico hebben op besmettelijke ziekten. Die zouden dan ook onder aan de wachtlijst komen. En wat doe je bijvoorbeeld met de mensen die vanwege hun geloof geen organen mogen afstaan? Die geloven dat ze met het lichaam dat Allah ze gegeven heeft na de dood weer voor hem moeten verschijnen.”
“Misschien merkt die wel niet dat je een niertje mist.” Manon verbergt haar glimlach als ze ziet dat Fadona haar niet grappig vindt. “Geloven de moslims dat?”
“Veel wel, maar er staat niets over in de koran. Er staat zelfs letterlijk dat als iemand één leven redt, het is alsof hij het leven heeft geschonken aan de hele mensheid.”
“En de moslims die geen organen willen geven, willen die ze wel krijgen?”
“De meeste natuurlijk wel, ja. Alleen de orthodoxe moslims niet. Maar die kun je vergelijken met de christenen in Staphorst.”
“Nou, dan is het een keuze.” Manon haalt haar schouders op. “Niet geven, niet ontvangen. Daar ben ik gauw klaar mee.”
“Zo zwartwit ligt het niet, ben ik bang.” Fadona kijkt haar hoofdschuddend aan. “Jij bent toch bloeddonor?”
“Niet meer. Ik mag niet meer.”
“Waarom niet?”
“Omdat ik tijdens mijn operaties in Parijs een bloedtransfusie heb gekregen. Iedereen die na 1980 bloed heeft gekregen van een ander, mag geen donor meer zijn. Omdat ons bloed eventueel besmet kan zijn met de ziekte van Creutzfeld-Jacob.”
“Wat is dat?”
“Een soort dementie, de menselijke vorm van gekke-koeienziekte. Het is vrij zeldzaam. Wat ik begrepen heb is dat door Creutzfeld-Jacob gezonde herseneiwitten veranderen in een foute vorm die vervolgens de gezonde eiwitten forceren om net zoals zij te worden. De hersencellen worden sponsachtig en sterven op den duur af.”
“Maar als het zo zeldzaam is is het wel zonde dat ze zoveel donoren dumpen. Kunnen ze het bloed niet op die ziekte onderzoeken?”
“Ik geloof dat er nog geen bloedtest bestaat om het zieke eiwit op te sporen.” Manon haalt haar schouders op. “Ik dacht zelf eigenlijk dat ze het probleem hadden opgelost door de witte bloedcellen volledig te verwijderen uit het donorbloed. Daar schijnt Creutzfeld-Jacob in te huizen, maar dat schijnt ook niet waterdicht te zijn. Twee maanden geleden hebben ze Creutzfeld-Jacob ontdekt bij een Franse bloeddonor, die heeft een aantal jaren bloed gegeven en dat schijnt toch wel gevaarlijk te zijn. ”
“Misschien ook wel aan jou.” Fadona kijkt haar bezorgd aan.
“Wie weet.” Zegt Manon luchtig, “Ze zullen toch niet voor niets donoren weigeren vanaf 1980.”
“Ik vind toch dat je het risico natuurlijk altijd moet afwegen tegen de winst. Hoeveel mensen zoals jij zijn er niet die bloed geven, omdat ze zelf ook bloed gekregen hebben?”
“Best veel denk ik. De schatting is in ieder geval dat veertigduizend donoren niet meer mogen geven.”
“Poeh!” Fadona zucht. “Een kaalslag.”
“En ik krijg nooit meer zo’n gezellige pelikaan.” Pruilt Manon.
Op dat moment gaat de deur weer open en het vrouwtje schuifelt naar binnen, zich met haar ene hand vasthoudend aan de kantoormeubelen, in haar andere hand heeft ze een vaasje witte tulpen. “Het gaat wel weer.” Ze slaakt een diepe zucht en zet de bloemen op een van de tafels. “Het spijt me, hoor, maar soms wordt het me allemaal wat te veel. Het hoort niet, dat je je kind overleeft, hè?”
“Nee, dat is tegennatuurlijk.”
“En hij is nog zo jong, hij heeft twee jonge kinderen.” Er blinkt een traan in de ooghoek van de vrouw. “Mijn andere zoon is ook al dood.”
Manon zwijgt. Ze durft niet te vragen wat er met hem is gebeurd.
“Het is niet eerlijk verdeeld in het leven, mevrouw. Maar God zal er wel een bedoeling mee hebben. Ik ga vanmiddag even naar de Sterre der Zee, dat helpt ook altijd.”
“Sterre der Zee?” Fadona kijkt vragend van het vrouwtje naar Manon.
“Maria.” Zegt Manon.
Het vrouwtje kijkt naar de tere, witte tulpenblaadjes en begint te prevelen. “O Maria, Sterre der Zee, zie mij hier neergeknield voor Uw genadetroon, waar reeds ontelbare minnaren van Uw moederhart de grootste gunsten door U hebben ontvangen..."
Manon kijkt Fadona vertwijfeld aan. Die haalt haar schouders op.
Waar Gij voor de bedroefden troost, voor de noodlijdenden hulp, voor de zieken genezing, voor de zondaars vergiffenis verkrijgt. O liefste Moeder, ik kom thans tot U met het grootste vertrouwen...” Dan kijkt ze op alsof ze uit een droom ontwaakt. “Wat vindt u nou van die nieuwe paus?”
“Eh...” Manon is even uit het veld geslagen door deze plotselinge omslag.
“Ik ben het er niet mee eens.” Zegt het vrouwtje fel. “Dat ze nou uit 115 kardinalen precies die Ratzinger moesten kiezen.”
“Het zat er wel in.” Zegt Fadona. “Hij was al een van de favorieten.”
“Ik weet het niet,” het vrouwtje schudt haar hoofd, “het is zo’n harde man. Volgens mij is hij helemaal niet goed voor de kerk. We zitten in deze tijd toch niet te wachten op een paus die vindt dat homo’s een fout van de schepping zijn? En vrouwen kunnen het onder hem ook wel vergeten. Onbegrijpelijk! We zitten met 900.000 zusters tegen 250.000 paters, dan kan het toch niet zo zijn dat de vrouwen zo’n ondergeschikte rol in de kerk hebben? Johannes Paulus II, God hebbe zijn ziel...” ze slaat een klein kruisje en richt haar ogen even op het plafond, “was al vrij conservatief, maar deze schijnt nog veel erger te zijn.”
“Wat ik niet begrijp is waarom ze een Duitser hebben gekozen.” Zegt Manon. “En nog wel een die fout was in de oorlog. Hij zat nota bene bij de Hitlerjugend.”
“Dat vind ìk nou weer niet zo erg.” Zegt het vrouwtje. “In die tijd zaten alle jongeren bij de Hitlerjugend. Prins Bernhard toch ook? Dat was min of meer verplicht. Nee, dit is een man met een somber wereldbeeld. We zullen nog eens opsnakken naar Johannes Paulus.”
“Het schijnt dat hij wel intelligent is.” Zegt Fadona. “Hij staat bekend als De Intellectueel en hij spreekt iets van tien talen.”
“Dat maakt hem juist zo gevaarlijk. Het is al tekenend dat hij zichzelf Benedictus heeft genoemd. Weten jullie wat dat betekent?”
Manon en Fadona kijken elkaar even aan en schudden tegelijk hun hoofd.
“De gezegende.” Het vrouwtje krijgt weer een verontrustende hoestbui, maar weet zichzelf dit keer snel te vermannen. “Benedictus was de grondlegger van die hele strenge kloosterorde uit de 6e eeuw waar regelmaat, eenvoud en deugdzaamheid voorop stonden. Bidden, werken en slapen, dat was het enige wat mocht. Sint Benedictus is de beschermheilige van Europa, dat is dan wel weer aardig, maar ook de beschermer tegen netelroos. Mijn nicht heeft hem daar nog eens voor aangeroepen.” Ze schiet in een krakerig lachje. “Nou ja, hij is gelukkig al oud. Hopelijk duurt het niet zo lang meer voor we eindelijk onze latino paus krijgen. Morgen wordt hij ingehuldigd. Wel goed dat Willem-Alexander daar naar toe gaat. Ik vond het toch een beetje raar dat er niemand van het koninklijk huis bij de begrafenis was, vond u niet? Het kan toch niet dat ze niet naar de begrafenis van de paus gaan maar wel naar die van een of andere onbeduidende prins, hoe heet-ie ook alweer, die van Monaco?”
“Prins Rainier was een bevriend staatshoofd.” Werpt Manon tegen. “De paus is het hoofd van een godsdienst. Dan is het einde zoek als ze daaraan moeten gaan beginnen. Bovendien is het heel uitzonderlijk dat Willem-Alexander naar Rome gaat nu want er is nog nooit een Oranje bij een paus-inaugruatie geweest.”
“Dan wordt het de hoogste tijd.” Het vrouwtje kijkt naar de bureaustoel waarop Manon nog steeds zit. “De leuning kan ook naar voren en naar achteren en de zitting kan kantelen.”
“Dat heb ik gemerkt.” Manon trekt aan de handle die haar naar voren deed kantelen. “Hoe lang is de levertijd?”

Gepubliceerd: 23-04-07. Vond plaats op: 23-04-05. Tags:  christendom ; donorschap ; islam ;