Kiekje
 
 
 
afbeelding afbeelding
«  Aflevering 87: Over uitgebrande bussen en gestenigde duivelen  »
 
Teun heeft op weg naar de Stichting een uitgebrande bus bij het Vredespaleis zien staan. Volgens Freek wordt die ingezet als argument voor de bouw van de muur tussen Israël en Palestina tijdens de hoorzitting over die zaak bij het Internationaal Gerechtshof. Ali, een Marokkaanse kunstenaar, komt zijn documentatie afgeven bij de Stichting. Hij (...)

“Hoe was het in De Pont?” Freek legt de krant neer en kijkt haar afwachtend aan. “Was er een leuke tentoonstelling?”
“Tacita Dean.” Manon zet voorzichtig de mok koffie op haar bureau en gaat zitten. “Er was niet veel aan.”
“Niet? Die schijnt toch wel goed te zijn. Er stond vorige week toevallig een stukje over in de krant. Eens kijken of ik hem nog kan vinden.” Freek duikt onder zijn bureau en houdt even later triomfantelijk een krant omhoog. “Het Cultureel Supplement. Wie wat bewaart... Heb je ook die film over de apebroodbomen gezien? Die schijnt heel bijzonder te zijn.” Zijn vinger glijdt over het bewuste artikel. “Hier: Baobab. De apebroodbomen doemen op als brontosaurussen, met huidplooien, wratten en navels op hun gedrongen stammen. Het beeld verandert uiterst langzaam en roept het langzame leven van de bomen op. Het licht is zo gering dat het, ook al schijnt de zon, bijna schaduw is.
“Ik vond dat filmpje juist een dieptepunt. Het was gewoon een trage, wazige, bewegende film in zwart-wit.”
“Dat trage is juist een van de belangrijkste elementen in haar werk. ” Zegt Freek belerend. Hij leest: “Met de camera zoekt ze naar een statische opname die dingen laat gebeuren binnen het frame van het beeld, in plaats van dat de camera de dingen volgt. De toeschouwer leest als het ware mee met de filmer.
“Dat is toch niks bijzonders, dat is toch het uitgangspunt van elke filmer? Wat ik ook niet begrijp is waarom ze zo’n ouderwetse ratelende projector heeft gebruikt. Zeggen ze daar nog wat over?”
“Eens kijken.” Freek zoekt door de tekst. “Ja, hier. Ze zegt dat je bij film kijkt, terwijl je bij video alleen maar ziet, om aan te geven dat film een ‘eigen’ aandachtig kijken afdwingt.”
“Wat een kul! Weet je wat afleidend is? Al die wazige en bewegende beelden. Maar ik zal wel iets missen.” Manon kijkt naar de glazen deur. “Daar is Teun.”
“Goeiemorgen!” Teun loopt naar zijn bureau, gaat zitten en legt een pakje brood in zijn bureaula. Zijn appeltje legt hij tussen de twee vogeltjes op het matje van nepgras dat in de vensterbank staat. “Rijd ik vanochtend op weg naar de Stichting langs het Vredespaleis, staat er een uitgebrande bus op de stoep.”
“Dat is die bus uit Jeruzalem,” weet Freek, “van die aanslag.”
“Dat weet ik inmiddels ook.” Zegt Teun enigszins teleurgesteld.
“Een bus uit Jeruzalem?” Manon kijkt hem verbaasd aan. “Wat doet die hier hemelsnaam?”
“Vandaag is die hoorzitting over de muur.” Legt Freek uit. “De Israëli’s hebben die bus hier naar toe gebracht als stilzwijgend argument om de muur techtvaardigen. Maar ik denk niet dat het veel zal helpen, want het lijkt mij een uitgemaakte zaak: die muur is absoluut in strijd met het internationaal recht.”
“Hallo!” Teun kijkt hem verontwaardigd aan. “Je mag jezelf toch zeker wel beschermen tegen al die idioten die zichzelf en hele goegemeenten opblazen. Als je dat wrak van die bus had gezien piep je wel anders. Ik geloof dat er tien doden en meer dan vijftig gewonden zijn gevallen.”
“Maar dat is toch nog geen reden om over driehonderdvijftig kilometer een hekwerk van drie meter hoog neer te zetten? Op sommige plaatsen staan betonnen muren van acht meter hoog. En dan ligt er aan de Palestijnse kant nog eens een twee meter diepe greppel met prikkeldraad. Waar doet je dat aan denken?”
“Als je Israëliër was en daar zou moeten wonen zou je wel anders piepen.” Mokt Teun. “En het werkt wel. Sinds ze bij de Gazastrook een paar jaar geleden een elektronisch hek hebben geplaatst lukt het die terroristen bijna niet meer om de grens over te steken.”
“En wat moeten al die Palestijnen dan die in Israël werken?”
“Jammer dan.”
“Maar dan zal de Palestijnse economie nog verder in een crisis raken.” Freek windt zich op. “Bovendien raken ze door dit akkefietje ook hele stukken land kwijt omdat de muur op veel plaatsen op hun grondgebied komt te liggen. En er komen zo’n beetje veertigduizend Palestijnen op Israëlisch grondgebied te wonen. Denk je dat die mensen blij zijn?”
“Ze kunnen beter aan de Israëlische kant zitten dan aan de Palestijnse.” Teun haalt zijn schouders op.
“Ik ben het wel met Freek eens dat zo’n muur geen blijvende oplossing is.” Zegt Manon voorzichtig. “Je krijgt alleen maar reservaatvorming en getto’s en het resultaat is dat de mensen nooit meer zullen leren met elkaar samen te leven.”
“Dat willen ze ook helemaal niet.”
“Palestijnen die kwaad willen zullen heus wel andere manieren vinden om Israëlische doelen aan te vallen.” Freek staat op. “Ik ga koffie halen. Voor jullie ook?”
“Lekker.”
“Kan ik mijn foto’s afgeven?” Er staat een man tegen de deurpost geleund. Zijn linkerarm zit in een mitella en zijn gezicht zit vol met korsten.
“Hee, Ali, wat is jou nou overkomen?” Teun kijkt hem verbaasd aan.
“Ik ben naar Mekka geweest.” Ali trekt voorzichtig een pijnlijke grijns.
“Oh, ja. Dat is waar.” Teun neemt hem van top tot teen op. “Dat is je goed bekomen dan.”
“Mekka was fantastisch, maar ik ben daarna in Mina geweest en dat had ik beter niet kunnen doen. Hebben jullie het niet in de krant gelezen?”
“Heb je geholpen met het stenigen van de duivel?” Teun herinnert zich de krantenkoppen. “Dat moet je ook niet doen, jongen! Duivels kunnen heel gevaarlijk zijn.”
“Ik was daar toch, dus ik wilde dat ook eens meemaken.”
“Je hebt nog geluk gehad dat je het hebt overleefd. Meer dan tweehonderdvijftig doden.”
“Ik weet het, ik zat er middenin.” Ali gaat voorzichtig op het puntje van Manon’s bureau zitten. “Het was een complete massahysterie.”
“Hoe gaat dat nou, dat stenigen van een duivel?” Manon kijkt hem geïnteresseerd aan.
“De mensen gooien met steentjes naar drie pilaren. Die zijn het symbool voor Satan, want die probeerde op die plek de aartsvader Ibrahim, zijn vrouw Hajar en zoon Ismail te verleiden. Met die steniging doen ze Ibrahim na. Ze hopen ze dat ze net als hem de aardse verleidingen kunnen weerstaan.”
“En jij gelooft daarin?” Teun kijkt hem spottend aan.
“Geloven....” Ali aarzelt. “Ik ben natuurlijk moslim, maar dat hele fanatieke hoeft voor mij ook niet zonodig. De mensen werden echt helemaal hysterisch toen ze die pilaren zagen en het werkte als een rode lap op een stier. Ze gooiden er met al hun kracht steentjes naar en er werd helemaal niet gekeken of daarbij ook nog andere mensen geraakt werden. Je werd compleet onder de voet gelopen. Ik ben niet zo gauw bang, maar toen wel.”
“Zoiets moeten ze op Sicilië ook organiseren.” Mompelt Manon. “Daar laat de duivel alle elektrische apparaten in brand vliegen.”
“De duivel?” Teun kijkt haar met opgetrokken wenkbrauwen aan, van slag door deze onverwachte wending van het gesprek. “Dat lijkt me erg onwaarschijnlijk.”
“Ik weet het, maar er zijn meer dan honderd wetenschappers mee bezig en niemand weet wat het wel is.”
“Het zal wel aan die ouderwetse elektriciteitsvoorziening daar liggen.”
“Nee,” Manon schudt haar hoofd, “het elektriciteitsbedrijf heeft het bewuste dorpje afgesneden van de stroom om te bewijzen dat zij het niet zijn en toen vlogen de apparaten nog in brand.”
“Spannend.” Ali kijkt haar serieus aan.
“Dat kan niet.” Teun gelooft het niet.
“Dat zeggen die wetenschappers ook. Ze zitten met hun handen in het haar want sinds vorige week vliegen er ook meubels in brand.”
“Er zal heus wel een verklaring voor zijn.”
“Er zijn wel sterke elektromagnetische velden aangetroffen in het gebied, maar niemand weet hoe die zijn ontstaan. Het Vaticaan is er nu ook mee bezig. Volgens hun exorcisme-expert zijn dit vrijwel zeker grapjes van de duivel omdat die zich kenbaar maakt via elektriciteit.”
“Hebben ze een exorcisme-expert bij het Vaticaan?”
“Jazeker. Binnenkort krijgen een flink aantal geestelijken zelfs een exorcisme-opfriscursus.”
“Dat meen je niet!” Teun kijkt haar aan om te onderzoeken of ze een grapje maakt.
“Echt waar. Ik heb het gelezen in de NRC.” Manon steekt twee vingers in de lucht om aan te geven dat ze heel serieus is. “Aan de pauselijke universiteit in Rome krijgen ze les van ervaren duiveluitdrijvers. Het Vaticaan besteedt er veel aandacht aan omdat het doe-het-zelf-satanisme in Italië nogal in opkomst is bij jongeren. Die zieltjes moeten natuurlijk allemaal gered gaan worden.”
“In Californië hebben ze daar Buffy voor.” Zegt Teun. “Daar spuwt de Hellemond onder Sunnydale Highschool gevaarlijke duivels uit alsof het knakworstjes zijn.”
“Waar heb je het over?” Ali kijkt hem onzeker aan, hij kan het even niet volgen.
“Buffy the Vampireslayer.” Legt Manon uit. “Dat is een televisieserie. Buffy is een highschool-meisje dat is uitverkoren om het kwaad te verslaan. Ze vecht tegen demonen, vampieren en andere krachten van de duisternis.”
“Haar school staat op een hellemond.” Vult Teun aan, “Dat is een opening naar de demonendimensie waarvan men zegt dat de bovennatuurlijke energie de krachten van de duisternis aantrekt. Joh,” hij kijkt Manon triomfantelijk aan, “dat is het natuurlijk, daar op Sicilië. Dat dorpje staat op een hellemond.”
“Maar ze hebben geen Buffy. Zij moeten het doen met de plaatselijke pastoor die met zijn wijwaterflesje de huizen moet beschermen.”
Ze lachen. Ali lacht niet mee, hij voelt zich waarschijnlijk toch een beetje in de maling genomen.
“Hoe ging dat nou verder in Mekka?” Manon kijkt naar Ali’s korstige gezicht en ze voelt zich een beetje schuldig. “Ben je ook bij die zwarte steen geweest?”
“De Ka’aba.” Ali knikt enthousiast. “Het meest indrukwekkende van mijn bezoek aan Mekka.”
“Die komt toch uit de hemel?”
“Ja, die steen is het hart van de islam. Dat is de plek waar moslism over de hele wereld zich in gebed toe richten. Er ligt een zwarte doek overheen waarop koranverzen zijn geborduurd met gouden draden. Die doek alleen al schijnt iets van vijf miljoen euro te kosten.”
“En je moet eromheen lopen.” Herinnert Manon zich de beelden van het journaal.
“Zeven keer, tegen de wijzers van de klok in. Lopen kun je het eigenlijk niet noemen want je beweegt millimeter voor millimeter met de massa mee. Je komt ook echt niet bij de steen, hoor. Iedereen wil hem aanraken en kussen want dat heeft Mohammed ook gedaan. En daarna kun je je hoofd koelen met het heilige zemzem-water, dat is dan wel nodig ook.”
“Wat ik niet begrijp is dat ze niet een beetje aan bedevaartsspreiding doen.” Zegt Teun. “Er waren nu geloof ik wel tweeënhalf miljoen moslims.”
“Spreiden kan niet want de hadj is gekoppeld aan de ramadan.” Legt Ali uit. “Dat was dit jaar van 30 januari tot 3 februari. Maar Saoedi-Arabië heeft wel wat maatregelen getroffen om de massa enigszins te weren. Een land mag bijvoorbeeld niet meer dan één pelgrim op duizend inwoners op Hadj sturen en mensen uit Saoedi-Arabië mogen maar eens in de vijf jaar. Maar het blijft gevaarlijk druk. In de loop der jaren zijn er al heel wat doden gevallen.”
“Dat is niet zo erg want het is toch de droom van elke moslim om tijdens de bedevaart te sterven.” Zegt Teun. “Ze komen dan direct in de hemel.”
“Het was een bijzondere ervaring.” Ali negeert Teun’s cynisme en richt zich tot Manon. “Ik voel dat mijn ziel is schoongespoeld en dat ik nu vrij ben van zonden. Ik voel me een echte hadji nu.”
“Wat is dat?”
“Dat is iemand die op hadj is geweest. Hij heeft een speciale band met Allah en daar leeft hij ook naar. Hij zondigt niet, rookt niet, roddelt niet, en is zorgzaam voor alles wat geschapen is door de Schepper. Het is een eretitel. Maar wel een die verantwoordelijkheden met zich mee brengt. Ik zal me moeten gedragen als voorbeeld voor andere moslims.”
“Jij?” Teun schiet in de lach. “Als er iemand een losbandig leven leidt ben jij het wel, met al die vrouwen en die alcohol.”
“Niet meer, Teun.” Ali’s donkere ogen kijken hem serieus aan. “Sinds een half jaar ben ik anders geworden. De onderdrukking van de moslims overal in de wereld hebben mijn geloof verdiept en ik heb er rust in gevonden. Mijn leven wordt vanaf nu hadji-waardig. Sober, vroom en eerlijk.”
“Het zal mij benieuwen. Straks lopen de vrouwen weer in korte broekjes. Kijken of je dan nog zo flink bent.”
“Ik kan niets beloven, maar ik zal in ieder geval mijn best doen.”
“Het is in ieder geval een goed streven.” Manon trekt een mapje uit haar la. “Maar je had foto’s zei je?”

Gepubliceerd: 23-02-06. Vond plaats op: 23-02-04. Tags:  christendom ; exorcisme ; filmsterren ; islam ; Israel en Palestina ; Israël ; Italië ; Palestina ; politiek buitenland ; Saudie Arabië ;