Kiekje
 
 
 
afbeelding afbeelding
«  Aflevering 98: Over heldhaftige evacuaties en smadelijke doofpotaffaires  »
 
Manon en Felix zitten met Jan-Willem en Pauline op een terras bij de Pont du Gard in Zuid-Frankrijk. Terwijl ze genieten van het uitzicht van het oude aquaduct vertelt Manon hoe Felix twee jaar daarvoor haar held geworden is tijdens de grote overstroming. Jan-Willem en Pauline praten Manon en Felix bij over wat er gebeurd is in de wereld in (...)

“Wat een pokke-reis!” Pauline schopt haar schoenen uit onder het tafeltje, haar voeten zijn warm en opgezet. “Een en al file.”
“Het was misschien ook niet zo’n slim idee om op Hemelvaartsdag te gaan rijden.” Zegt Felix droog.
“We zijn er, dat is het belangrijkste. Maar ik heb wel verschrikkelijke trek in een koud biertje.” Jan-Willem probeert de aandacht te trekken van de kale, magere ober die bij een ander tafeltje staat. De ober steekt twee vingers op ten teken dat hij hem gezien heeft en dat hij er zo aan komt.
“Oui?” Vraagt hij als hij naast hun tafeltje staat.
“Un bière.”
“Une bière.” Zegt de ober, de nadruk leggend op het verbeterde lidwoord. “Pression?”
“Pression?” Jan-Willem kijkt Manon vragend aan.
“Of je een tapbiertje wil.”
“Da’s best.”
“A la pression, s’il vous plait.”
“Quelque chose d’autre?” De ober richt nu het woord tot Manon.
“Wat wil jij, Pau?” Vraagt Manon.
“Een ijscode cola light.”
“Une coca-cola light... Jij, nog koffie, Fé?”
Felix knikt.
“Deux cafés crèmes et,” ze wijst op de lege waterglazen, “deux eaux ordinaires.”
De ober knikt stijfjes, zet hun hun lege kopjes op het dienblad en verdwijnt.
“Het is hier wel heerlijk.” Pauline laat zich achterover in haar stoel zakken. Het waait hard en de toeristen worstelen zich door het droge, opgezweepte stof, de dode takken ontwijkend die de warme wind meedogenloos uit het frisse groen van de oude platanen rukt. “Wat een prachtige brug is dat trouwens.” Pauline kijkt naar de Pont du Gard die zich met zijn halfronde, op elkaar gestapelde bogen koestert in het late middagzonnetje.
“Gelukkig staat hij er nog.” Zegt Felix.
“Hoezo? Dat ding is toch uit de Romeinse tijd? Die halen ze toch niet zo maar weg?”
“Hij is bijna weggespoeld tijdens die grote overstroming twee jaar geleden.” Legt Manon uit als ze Pauline’s verbaasde gezicht ziet. “Wij trouwens ook, Felix is toen echt mijn held geworden.”
“Ik hoop nooit meer zoveel regen mee te maken.” Felix schudt zijn hoofd. “Er is vierenzestig centimeter gevallen in één etmaal. Net zoveel als in een hele winter.”
“Dat riviertje...” Manon wijst naar de Gardon, die onschuldig en vredig onder het Romeinse aquaduct doorkabbelt, “was een woeste, kolkende rivier geworden die de hele camping heeft verzwolgen. Hij was zo breed als de Rhône.”
“Dat beekje?” Pauline kijkt haar ongelovig aan. “Zijn er doden gevallen?”
“Jazeker, iets van vierendertig geloof ik. En als wij waren gaan slapen, waren wij daar zeker bij geweest. Of in ieder geval waren we dan als Nederlandse overlevenden van de grote overstroming in zo’n SBS6-achtig nieuwsprogramma gekomen, met van die dekens om je schouder om aan de sensatiebeluste kijkers te vertellen hoe erg het wel niet was. Brrrrr.” Ze kijkt door haar lege waterglas naar de Pont du Gard. “Het water moet hier op het terras hebben gestroomd want we hebben op krantenfoto’s gezien dat de onderste bogen van het aquaduct bijna helemaal onder water stonden.”
“Ik kan me niet voorstellen dat dat ding door wat dan ook beschadigd kan raken, hij is zo robuust.”
“Je moet de kracht van water niet onderschatten. Dat doe ik in ieder geval nooit meer.”
“Voilà.” De ober zet hun bestelling op het tafeltje en legt een bonnetje onder het metalen asbakje.
“Proost.” Jan-Willem heft zijn glas. “Op het einde van jullie vakantie en op het begin van de onze.”
“Wrijf het er maar in.” Manon heft met een zuur gezicht haar koffiekopje. “Maar we hebben gelukkig nog een dag. Is er nog wat gebeurd tijdens onze vakantie?”
“Lubbers heeft een collega aangerand.” Pauline kijkt hen beurtelings triomfantelijk aan.
“Nou, aangerand...” Nuanceert Jan-Willem. “Hij is door iemand van de UNHCR beschuldigd van billentikkerij. Het zou een maand of vier vijf geleden gebeurd zijn, maar er is nog niks bewezen.”
“Lubbers? Onze ex-premier?” Manon kijkt hen ongelovig aan.
“Het verbaast me niets.” Felix haalt zijn schouders op. “Zeker gezien zijn reputatie.”
“Zo is dat.” Pauline knikt. “Ik hoop dat ze hem eruit gooien.”
“Voorlopig moet het eerst nog bewezen worden.” Jan-Willem neemt een slok bier en veegt met de achterkant van zijn hand het schuim van zijn bovenlip. “En dan hebben we natuurlijk het Abu Ghraib-schandaal.”
“Toen waren we jammer genoeg nog net thuis.” Manon neemt een slokje koffie. “Die man met die zak over zijn hoofd op die doos en die electriciteitsdraden aan zijn handen... Dat staat op mijn netvlies gegrift.”
“En dan had hij nog geluk dat het aan zijn handen zat.” Zegt Jan-Willem. “Bij een andere hadden ze het aan zijn piemel vastgemaakt.”
“Hou maar op.” Manon wuift met haar hand. “Ik was juist zo blij dat ik het een beetje vergeten was.”
“Er schijnt nog veel meer fotomateriaal te zijn,” weet Jan-Willem, “maar dat willen ze niet vrij geven. Bronnen fluisteren dat er verkrachtingen van Iraakse vrouwen door Amerikaanse militairen op te zien is en ook hoe Iraakse mannen op bevel kleine jongens verkrachten.”
“Gatverdamme.” Manon vertrekt haar gezicht vol afkeer. “Dan hoop ik dat ze dat nooit vrijgeven.”
“De afgelopen weken hebben we niets anders gehoord.” Zegt Pauline somber. “Je wordt er kotsziek van.”
“Het is ook wel een heel smerig zaakje.” Meent Felix. “Zijn ze er al uit of het een geintje van de plaatselijke militairen was of is er toch van hogerhand bevel gegeven? Het lijkt me namelijk erg onwaarschijnlijk dat een paar ondergeschikte militairen dit soort dingen zomaar gaan doen.”
“Lezen jullie hier geen kranten?” Jan-Willem kijkt hen verbaasd aan.
“Als het even kan proberen we dat te voorkomen.”
“Abu Ghraib was in ieder geval geen incident, dat heeft onderzoek inmiddels wel uitgewezen. Het Rode Kruis heeft een paar maanden geleden al aan de Amerikaanse overheid gerapporteerd dat daar en in andere gevangenissen stelselmatig bruut wordt opgetreden om bekentenissen van gevangenen los te krijgen.”
“Bruut optreden?” Manon kijkt hem vragend aan. “Dat is zeker een eufemisme voor martelen?”
“De Amerikaanse overheid spreekt liever over gunstige voorwaarden scheppen voor latere ondervragingen.”
“Dat had er een van Felix kunnen zijn.” Pauline lacht.
“Het ministerie van Defensie heeft inmiddels wel toegegeven dat ze onder het mom van militaire noodzaak sinds vorig jaar voor de ondervraging van Al-Qaeda- en Talibaanverdachten zware ondervragingsmethoden toestaan die niet onder de Conventie van Genève vallen. Dat gebeurt met name in hun gevangenis in Guantánamo Bay op Cuba omdat dat in de VS niet mag. Volgens de militairen uit Irak, die zijn aangeklaagd voor de Abu Ghraib-martelingen, hebben ze een half jaar geleden opdracht gekregen om de ondervragingsregels te versoepelen, wat dus wil zeggen dat de druk moest worden opgevoerd om informatie los te krijgen over die massavernietigingswapens waar Bush zo wanhopig naar op zoek is. De Amerikanen zijn ontzettend gefrustreerd dat ze er met de standaard ondervragingstechnieken amper iets bruikbaars uitkrijgen.”
“Zoiets hoef je natuurlijk maar één keer tegen soldaten te zeggen.” Zegt Pauline. “Die hadden die vermoorde landgenoten die door de straten gesleurd werden nog vers in het geheugen en zijn natuurlijk helemaal los gegaan.”
“Afijn, het is nu dus wel duidelijk dat de overheid van de excessen in Abu Ghraib op de hoogte was.” Constateert Felix.
“Ze hadden er in ieder geval van moeten weten.” Beaamt Jan-Willem. “Ze hadden natuurlijk dat rapport van het Rode Kruis, dat zogenaamd zoekgeraakt is in de militaire bureaucratie. Verder zijn Bush en Rumsfeld al in januari op de hoogte gebracht over het bestaan van de foto’s. Ze hebben er niks mee gedaan en vonden het blijkbaar niet nodig om actie te ondernemen.”
“Maar na die publicatie op CBS moesten ze natuurlijk wel.” Begrijpt Manon.
“In ieder geval is er door die foto’s in Amerika een debat op gang gekomen of de regering Bush wel het recht heeft om zich te onttrekken aan de internationale rechtsregels.”
“En Rumsfeld gaat nu zeker met vervroegd pensioen?” Felix schraapt met een lepeltje de schuimrand uit zijn kopje.
“Ben je gek. Hij heeft zijn excuses aangeboden. Hij heeft trouwens wel de verantwoordelijkheid voor het schandaal op zich genomen, wat hij natuurlijk ook alleen maar doet om Bush uit de wind te houden, maar hij denkt niet aan aftreden.”
“Dat vind ik niet te rijmen met elkaar.” Manon kijkt naar Bobbe, die op haar schoot ligt. Het lijkt alsof ze slaapt, maar haar oortjes draaien voortdurend mee met elk geluid dat ze hoort. “Als je de verantwoordelijkheid op je neemt, moet je daar ook de consequenties uit trekken en opstappen.”
“Dat ben ik met je eens.” Zegt Felix. “Niet alleen voor zijn president, maar ook voor de hele internationale wereld. We hebben met zijn allen Saddam Hussein uit het zadel gewipt om dit soort excessen te stoppen en nou doen we het zelf, nota bene in dezelfde gevangenis waar Saddam zijn slachtoffers martelde. Hoe moeten we in godsnaam aan de mensen daar verkopen dat het bewonderenswaardige, moreel superieure bevrijdingsleger van de Amerikanen zich heeft ontpopt als een soort tweederangs Saddammetjes?”
“En ze zijn bevestigd in hun vermoedens dat het de Amerikanen helemaal niet te doen is om hen te bevrijden van het juk van een despotische dictator en hen democratie te schenken, maar eenvoudigweg om hun land te bezetten.”
“Ze hebben in ieder geval vijanden voor het leven gemaakt.” Meent Manon. “En als de slachtoffers zelf niet in staat zijn om wraak te nemen, doet hun familie het wel. En het rottige is dat hun wraak niet verjaart, dat kan generaties lang doorgegeven worden.”
“Het doet me allemaal erg denken aan Vietnam.” Jan-Willem schudt zijn hoofd. “Ook daar werd de oorlog verkocht als een bevrijdingsoorlog, terwijl de mensen daar helemaal niet op zaten te wachten. Eergisteren zond de VPRO een documentaire uit van My Lai.”
“My Lai, my Lai... Wat was daar ook weer mee?” Felix graaft zijn geheugen af. “Was dat niet een massamoord ofzo? Ja, wacht eens even... Amerikaanse soldaten hebben daar een dorpje helemaal uitgemoord. Ik herinner me nog de ophef die daar indertijd over was.”
"Hij weet echt alles, hè?" Pauline stoot Manon aan.
“Er zijn meer dan 500 mensen vermoord." Beaamt Jan-Willem. "Aan de Amerikaanse soldaten was verteld dat de Vietcong zich daar schuil hield en dat er geen burgers meer zouden zijn. Ze konden daarom schieten op alles wat bewoog. En dat deden ze ook. Zonder nadenken. Terwijl er vrijwel alleen maar bejaarden, vrouwen en kinderen waren. Ze zijn echt helemaal door het lint gegaan en konden uren lang niet meer stoppen met schieten. Ze dreven de mensen in groepjes bijeen in greppels en schoten ze daar dood. Een van hun eigen piloten greep in door zijn helikopter tussen de Amerikaanse soldaten en de Vietnamezen te laten landen. Zo wist hij een handjevol dorpelingen nog te redden.”
“Ook een held.” Zucht Pauline.
“Zo zagen de Amerikanen dat anders niet. Zijn collega’s vonden hem een verrader en de overheid stond natuurlijk niet te trappelen om te vertellen hoe het werkelijk gegaan is. Volgens hen waren er maar tweeëntwintig onschuldige burgers gedood en My Lai werd aan het thuisfront als een militair succes gepresenteerd. Uiteindelijk kwam de waarheid bovendrijven. Maar die held van jou heeft wel dertig jaar moeten wachten op zijn medaille.”
"Gelukkig hebben we nu de media die ons van de werkelijkheid op de hoogte houdt.”
“Werkelijkheid?” Manon trekt haar wenkbrauwen op. “Er is niet zoiets als één werkelijkheid. Maar we hebben gelukkig nu wel de mogelijkheid om verschillende versies van het verhaal te vernemen zodat we ons een zo goed mogelijk beeld van de situatie kunnen vormen.”
“Gelukkig zijn die Vietnamveteranen gaan praten." Zegt Jan-Willem. "Toen konden ze niet meer ontkennen dat er bijna een heel dorpje is uitgemoord. Een of andere luitenant werd als schandvlek opgeofferd en tot levenslang veroordeeld, maar die is na vijf jaar alweer vervroegd vrij gekomen. Net als in Irak wordt de schuld op ondergeschikten afgeschoven, terwijl degenen die vermoedelijk opdracht hebben gegeven voor de slacht- en martelpraktijken, vrij uit gaan.”
“Toch vind ik de daden van de soldaten in Irak misschien nog wel erger dan die van My Lai.” Zegt Felix na enig nadenken.
“Jij vindt uitmoorden minder erg dan mishandelen?” Pauline kijkt hem misnoegd aan.
“Wat ik me herinner van de foto’s van Abu Ghraib is de vreselijke minachting van de soldaten voor hun slachtoffers. Ze staan er meestal zelf op de foto’s bij, breed lachend en hun duimen opstekend wat een complete onverschilligheid voor hun wandaden laat zien. Het lijken wel vakantiekiekjes. Ik geloof dat ik dat nog het ergste vond, dat ze er zo zichtbaar van genoten. Je kunt me veel wijs maken, maar ik denk niet dat die jongens van My Lai van het bloedbad genoten hebben. Ik denk dat die door het lint zijn gegaan omdat ze doodsbang waren en volkomen getraumatiseerd door de psychologische oorlogsvoering van de Vietcong.”
“Maar ze hadden toch kunnen stoppen, toen ze zagen dat er alleen maar vrouwen en kinderen waren?”
“Dat hadden misschien wel gedaan als ze niet van hogerhand het Search and destroy-bevel hadden gekregen.” Zegt Jan-Willem. “Soldaten zijn meestal niet zo goed in individueel denken. Befehl ist befehl!" Hij salueert. "Nou ja, voor Bush is het fijn dat er inmiddels een Amerikaanse burger in Irak is onthoofd. En nog wel live uitgezonden via internet. Dan lijken de excessen van Abu-Ghraib wat minder erg en kan de publieke woede zich weer richten op de boze terroristen in Irak.” Hij leegt zijn glas in één teug. “Doen we er nog een?"
“Nee.” Zegt Pauline beslist. Ze kijkt naar de lucht achter de Pont du Gard die langzaamaan een oranje-achtige tint begint te krijgen. “Ik wil voor het donker wordt de tent nog opzetten.”

Gepubliceerd: 20-05-06. Vond plaats op: 20-05-04. Tags:  Frankrijk ; geschiedenis Azië ; Irak ; mensenrechten ; misdaad en corruptie ; oorlog ; Verenigde Naties ; Verenigde Staten ; Vietnam ; Vietnamoorlog ;