Kiekje
 
 
 
afbeelding afbeelding
«  Aflevering 97: Over geschoolde ruimtetoeristen en lichtgevende toffeebaby’s  »
 
Manon is voor het eerst in het seizoen weer bij haar geliefde strandtent De Kameel. Rick begroet haar hartelijk en ze maakt kennis met zijn vriendin Pop, die weg van Bobbe is. Het meisje maakt zich vreselijk druk over de zeehondenjacht in Canada die weer geopend is en begrijpt niet waarom mensen nog zulk bont willen dragen. Manon wordt (...)

“Hallo, Rick.” Manon laat haar tas in het zand vallen.
De blonde man stopt met het draaien van zijn sjekkie en kijkt haar met bijna dichtgeknepen ogen tegen het felle zonlicht aan. “Hee, meissie, goed je weer te zien.” Hij klopt uitnodigend naast hem. “Kom er even bijzitten.”
Manon kijkt aarzelend naar de nattige bank.
Rick trekt een plastic zak uit zijn jasje en spreidt het uit. “Hier, dan zit je droog. Wil je koffie?”
“Daar kom ik voor.” Manon gaat voorzichtig op het zakje zitten.
“We zijn nog wel druk bezig, maar we komen er wel.” Hij grijnslacht haar zijn witte tanden toe. “Bitterkoekje erbij?”
“Lekker.” Manon pakt een koekje uit het zakje dat hij haar uitnodigend voor houdt.
“Als je er nog meer wilt, pak je maar. Anders eet ik ze allemaal maar op.” Hij staat op en wrijft over zijn buik die er niet meer zo atletisch uitziet als vorige zomer. “Zwart?”
“Liever een cappuccino.”
“Dat kan niet, want we zijn nog niet open, schat. We zijn de keuken nog aan het installeren. Maar je kunt wel een zwarte koffie van me krijgen.”
“Graag dan.”
Hij staat op en loopt naar binnen.
Manon kijkt naar Bobbe die inmiddels druk in de weer is met het uitgraven van haar voeten. Naast de bank ligt een werkhandschoen half begraven, de rubberen vingers steken als oranje wortels uit het zand.
“Kijk eens.” Een lang, dun meisje zet een plastic bekertje koffie voor haar neer. “Met de complimenten van Rick.” Haar oog valt op Bobbe. “Ben jij zo lekker aan het graven?” Ze laat zich op haar hurken zakken bij het kleine hondje dat abrupt met haar graafwerkzaamheden stopt en voorzichtig aan de vooruitgestoken hand snuffelt. “Wat een schatje ben jij, zeg.” Bobbe’s staartje begint automatisch te zwaaien bij het vriendelijke stemgeluid. "Hoe heet-ie?" Het meisje kijkt Manon vragend aan.
"Bobbe."
“Zo’n hondje zou ik nou wel willen, Rick. ” Zegt ze tegen de blonde man die langs komt lopen met zijn armen vol met planken.
“Dan neem je er toch zo een, pop.” Hij kijkt naar Bobbe. “Deze ken ik, hij is leuk, hoor.”
“Maar hij is wel erg klein.”
“Dan neem je er geen.” Rick schudt zijn hoofd en loopt door.
“Ik vind een Jack Russell zo leuk.” Zegt Pop tegen Manon. “Die zijn net wat groter.”
Manon knikt.
“Of een golden retriever. Maar die zijn weer zo groot.” Ze kijkt keurend naar Bobbe, die weer aan het werk is gegaan in haar kuil. “Wij slapen hier vaak in de strandtent. Dan vind ik het wel een veilig idee om een hond te hebben.”
"Dan kun je beter een grote hond nemen.” Manon zucht.
“Wanneer gaan jullie weer officieel open?”
“Zondag met een feestelijk ontbijt. Kom je ook?” Het meisje breekt een stukje van haar bitterkoekje af en geeft het aan Bobbe. “Wat ziet hij er zoet zoals hij in het zand ligt en met die grote ogen naar je kijkt. Het is net een zeehondje. Kijk jij maar uit, Bobbe, want de jacht is weer begonnen.”
“Hier toch niet? Dat is toch in Canada?”
“Is dat niet erg dan?” Pop’s zeeblauwe ogen kijken haar verontwaardigd aan. “Je kunt daar gewoon een vergunning krijgen om zeehondjes dood te mogen knuppelen. Vreselijk toch? Rick heeft het wel eens over Canada, dat dat zo’n mooi land is, maar ik zou niet willen wonen in een land waar ze zoiets doen."
“Wat is er, Pop?” Rick loopt weer langs, met een rol touw dit keer. Hij heeft de emotie op haar gezicht opgemerkt.
“We hebben het over de jacht op zeehondjes en waarom dat in Canada zomaar mag.” Pop trekt een pruillip.
"Oh, dat weer. Dat heb ik je toch al uitgelegd. Het is gewoon een kwestie van geld. En volgens de Canadese regering is het economisch heel verantwoord, want er komen er veel te veel en ze eten de kabeljauw op.”
“Flauwe kul.” Zegt Pop fel. “Dat is alleen maar een excuus om die zeehondjes lekker dood te kunnen knuppelen.”
“Nee, dat mag niet meer.” Zegt Rick. “Ze mogen ze alleen nog maar afschieten. En ze moeten ouder zijn dan twaalf dagen.”
“En als ze dertien dagen zijn is het minder erg?” Ze kijkt hem verwijtend aan. “En jij denkt toch ook niet dat die barbaren zich daar aan houden? Ik heb foto’s gezien waarop jagers zeehondjes levend villen. Ze slepen ze ook met boothaken over het ijs terwijl ze nog niet dood zijn. Ik begrijp echt niet wie dat bont van die arme beestje nou nog wil dragen.”
“Dan moet je nooit naar Rusland of China gaan. Daar zijn ze er gek op." Rick haalt zijn schouders op en tuurt naar de daklijst van de strandtent. “Kun je me even helpen trouwens?”
Pop aait Bobbe nog een keer over haar rugje, staat op en klopt het zand van haar knieën. “Nare mensen.” Zegt ze en loopt heupwiegend achter Rick aan.
Manon kijkt naar de shovels die op het strand druk in de weer zijn om zand te verplaatsen. Een paar wandelaars slenteren langs de vloedlijn en de meeuwen dartelen rond het havenhoofd. De zon verwarmt haar gezicht en ze droomt weg met de bouwgeluiden op de achtergrond.
Ineens wordt het kouder en als ze haar ogen open doet kijkt ze in het lachende gezicht van Guus die pontificaal in haar zon staat. Bobbe zit al op zijn arm en kijkt haar triomfantelijk aan.
“Ik had haar zo mee kunnen.” Zegt hij licht verwijtend. “Je was ver weg, hoor, ik sta hier zeker al een minuut.” Hij ploft naast haar op de bank. “Waarom heb je niet even gebeld dat je naar het strand ging? Je weet dat ik dat zo fijn vind.”
“Niet aan gedacht.” Manon rekt zich uit.
“En ik maar denken dat ik voortdurend in jou gedachten ben. Wel in die van jou, hè Bobbe?” Bobbe likt hem over zijn gezicht. “Ik wist niet dat De Kameel ook al open was.”
“Dat is ‘ie ook nog niet.”
“En jij hebt wel koffie?” Guus kijkt naar het bekertje op tafel.
“Van Rick gekregen.” Manon maakt een vaag gebaar naar de strandtent, waar Rick en Pop ieder aan een kant van een ladder staan om een visnet vast te binden aan het dak.
“Getverdemme!” Guus springt op en gooit Bobbe van zich af. “Die bank is nat.” Verbouwereerd voelt hij aan zijn achterwerk, waar zich een donkere plek op zijn lichtgele katoenen broek aftekent.
“Ik zit op een plastic zakje.” Manon leunt iets opzij om hem het zakje te laten zien.
“Pas ik daar ook nog op?”
“Nee.”
“Dan maar op de grond.” Guus trekt zijn jack uit en gaat in kleermakerszit voor haar in het zand zitten.
“Hoe gaat het met je?”
“Vraag daar maar liever niet meer naar.” Hij strijkt met zijn hand door zijn korte stekeltjeshaar. “Ik probeer echt wel om een beetje positief te denken, maar het is erg moeilijk. Ik merk aan mijn vrienden dat die ook vinden dat ik er nou maar eens overheen moet zijn. Ze bellen niet meer zo vaak en zelfs Mark zie ik amper nog. Gisteren zouden we samen een dagje naar Amsterdam gaan maar dat heeft hij afgezegd omdat hij weer naar Noordwijk moest.”
“Om te zien hoe André Kuipers dat ruimtestation binnenzweefde natuurlijk.” Manon knikt enthousiast. “Wat een prachtig gezicht. Waarom ben je niet met hem meegegaan? Je was er toch ook met de lancering maandag?”
“Hij heeft me niet gevraagd.”
“Je had het toch zelf wel kunnen vragen?”
Guus schudt zijn hoofd: “Zo werkt het niet met Mark.”
“Dan weet ik het ook niet." Manon geeft het op. "Weet jij wat Kuipers nou eigenlijk allemaal gaat onderzoeken?”
“Allemaal flauwekul-onderzoekjes volgens mij.” Guus gooit een schelpje op dat Bobbe behendig opvangt. “Hij gaat energiezuinige plasmalampjes van Philips testen, kijken wat de invloed van gewichtloosheid op het menselijk lichaam is maar het hoogtepunt van de missie schijnt het sla-experiment te zijn. Hij moet onderzoeken of een plantje sla omhoog groeit door het licht of door de zwaartekracht. Het schijnt dat wetenschappers al lang weten hoe dat zit. Volgens mij zijn die experimenten alleen maar excuses om goed te praten dat de Nederlandse overheid twaalfeneenhalf miljoen euro heeft betaald voor een stoel aan boord.”
“Oh ja, joh? Ik dacht dat hij uitgenodigd was.”
“Vergeet dat maar. De hoogste bieder mag mee.
“Het is dus eigenlijk gewoon een ruimtetoerist?”
“Behalve dan dat wij zijn reisje met zijn allen betalen. Maar volgens onze minister van Onderwijs is het een hele verantwoorde uitgave, want ze hoopt dat de jeugd van tegenwoordig hierdoor meer geïnteresseerd raakt in bètavakken. Maar dat vraag ik me af. In ieder geval is het een prettige bijkomstigheid voor de bemanning dat deze ruimtetoerist een goed getrainde technicus is en nog wel met een medische opleiding ook. Voor die Amerikaan en die Rus die meegaan is het veel serieuzer, die blijven ook een half jaar in het ISS.”
Pop komt op hen toelopen en zet een glazen kom op de tafel naast hen. “Dit is Freddie.” Ze wijst op een goudvis met bolle ogen die zenuwachtig heen en weer zwemt. “Kan hij fijn even naar buiten kijken. Volgens mij wordt hij binnen gek van het getimmer.”
“Ik dacht dat je me een lekker kopje thee kwam brengen.” Guus kijkt teleurgesteld naar de vissenkom.
“We zijn gesloten.”
“Zìj heeft ook koffie gekregen.” Guus knikt naar het plastic bekertje van Manon.
“Dat heeft Rick geregeld.”
“Misschien wil Rick voor mij ook wel wat regelen?” Guus probeert al zijn charme in zijn stem te leggen.
“Ik zal kijken.” Pop loopt weer weg.
“Naar buiten kijken.” Guus kijkt hoofdschuddend naar de vis in de kom. “Het moet toch niet veel gekker worden. Een vriendje van mij heeft sinds kort een gloeivisje.”
“Wat is dat?”
“Hij geeft licht in het donker. Het is een genetisch gemanipuleerd zebravisje dat hij uit Amerika mee heeft genomen. Ik geloof dat ze er wat genen van een kwal en een spons ingestopt hebben.”
“Een glow-in-the-dark visje. Wat leuk!”
“Vind je? Ik vind het maar niks, al dat gemanipuleer. Straks hebben we blauwe varkens die kunnen kwaken.”
“Nou en? Als ze er zelf maar geen last van hebben heb ik er geen enkel probleem mee.”
“Ik vind het ethisch onverantwoord om puur voor de lol dieren te manipuleren. Als het nou nog een of ander doel diende zoals die stier.”
“Herman? Laat me niet lachen. De farmaceutische industrie heeft hem uiteindelijk in Naturalis gedumpt toen zijn gemanipuleerde genen niet exploiteerbaar bleken. In het museum doet hij het goed als publiekstrekker, of liever gezegd dééd hij het goed want hij is een week of twee geleden overleden. Hij was verworden tot een soort kermisattractie, dus ik zie niet zoveel verschil met zo’n visje.”
“Maar hij heeft een tientallen dochters voortgebracht die melk met een menselijke ontstekingsremmend eiwit geven.” Werpt Guus tegen. “Ze hadden het in flessenvoeding voor baby’s willen verwerken, maar de publieke opinie werkte tegen. De tijd was er nog niet rijp voor. Ik denk als Herman nu geboren was, dat men er heel anders tegenaan zou kijken.”
“Ben je wijzer! De meeste mensen zijn nog steeds doodsbang voor genetische manipulatie. En bij mannen kan ik me daar nog iets bij voorstellen ook.”
“Hoezo?”
“Die zijn straks overbodig.” Om Manon’s lippen speelt een triomfantelijk lachje. “Nou ja, we kunnen ze natuurlijk nog voor de lol houden, met toffeesmaak of in lichtgevende vorm ofzo, maar nuttig zijn ze waarschijnlijk niet meer. Er is nu een Japanse muis geboren zonder vader dus het is alleen nog maar een kwestie van tijd.”
“Is het een kloon?”
“Nee, ze hebben materiaal van twee moeders gecombineerd.
“Een echte maagdelijke geboorte.” Guus is onder de indruk. “Weet je hoe ze het gedaan hebben?”
“Ik heb het wel gehoord, maar die ingewikkelde verhalen over chromosomen beklijven niet echt in mijn hersenen. Ik meen dat ze speciale chromosomen hebben ontwikkeld uit een moedermuis die ze genetisch gemanipuleerd hebben. Die hebben ze weer in de eicel van een gewoon vrouwtje geïnjecteerd. Zoiets was het. Het lijkt me in ieder geval fantastisch voor lesbische stellen.”
“Voor hen wel, ja.” Guus gooit opnieuw een schelpje op. “Maar voorlopig moet ik nog zien dat ze dat bij mensen gaan doen."
"Dat zal onze hoogdravende ethiek helaas wel niet toestaan." zegt Manon. "Met andere zoogdieren, die toevallig niet het geluk hebben gehad zich zo uit te ontwikkelen als deze verheven schepselen,” ze wijst op haar borst, “mogen we alles doen wat God verboden heeft, maar als de mens in het verhaal voorkomt komen er plotseling ethische vragen bovendrijven.”
“Terecht toch?”
“Belachelijk. Het belemmert de wetenschap alleen maar in haar vooruitgang, je houdt het toch niet tegen. Als wij het niet doen, doen anderen het wel. Neem nou dat stamcelonderzoek. Waarom zijn we er hier in hemelsnaam zo op tegen? Stamcellen zijn fantastisch, die kunnen zich tot elke willekeurige lichaamscel uitontwikkelen, waarmee je uiteindelijk defecte weefsels kunt vervangen. Moet je voorstellen wat dat kan betekenen voor bijvoorbeeld hart- of nierpatiënten... Of mensen met diabetes. En er zouden veel minder dierproeven noodzakelijk zijn.”
“Het mag binnenkort in Groningen.”
“Oh ja? Ik dacht dat het in Nederland verboden was.” Manon kijkt hem geïnteresseerd aan.
“Ze mogen restembryo’s gaan gebruiken die na een ivf-behandeling overblijven. Vanzelfsprekend met toestemming van de “ouders” en alleen voor therapeutisch gebruik. In Engeland is dat al gebeurd. Daar is vorig jaar een jongetje geboren die als embryo genetisch is geselecteerd. Zijn oudere broertje heeft een zeldzame bloedziekte en met stamcellen uit zijn navelstreng kan hij geholpen worden.”
“Dat is toch geweldig! Dat moeten we toch met zijn allen willen?”
“Maar waar ligt de grens? Je kunt bijvoorbeeld embryo’s met een erfelijke ziekte uitsluiten, dat doen ze in Engeland. Maar ook daar zul je weer grenzen moeten trekken, welke erfelijke ziekte wel en welke niet. Jij hebt in feite ook een erfelijke afwijking, maar er valt volgens mij heel goed mee te leven. Of vind je dan dat embryo’s die jouw afwijking in zich hebben ook maar vernietigd moeten worden?”
”Tja..." Manon denkt even na. "Misschien wel. Ik denk dat de keuze dan bij de ouders ligt, of die er niet te veel problemen mee hebben”
“Dan was je er misschien nooit geweest.”
“Dat had ik dan ook nooit geweten.” Manon haalt haar schouders op.
“En wat denk je dat verzekeringsmaatschappijen doen als ouders bewust kiezen voor een kind dat een grote kans heeft op een erfelijke afwijking? Die zullen dan ook zeggen: mevrouw, meneer, u had wel degelijk de keus om het kind niet geboren te laten worden. Zoekt u het maar lekker uit. Er spelen zoveel belangen, Manon, daar heb je geen idee van. Ik ben er niet gerust op. Als ze dit soort dingen toestaan begeef je je echt op een hellend vlak. Het begint met ernstige erfelijke ziektes, dan wat minder ernstige erfelijke ziektes en vervolgens kun je kiezen of je een blond jongetje wilt met blauwe ogen of liever een donker meisje met schattige pijpekrulletjes en een kuiltje in haar kin.”
“Geef mij maar een lichtgevende toffeebaby.”

Gepubliceerd: 22-04-06. Vond plaats op: 22-04-04. Tags:  biotechnologie ; dierenactivisme ; fauna ; landbouw, veeteelt en visserij ;